Bijlage Alphons Diepenbrock

Bijlage bij het hoorcollege Alphons Diepenbrock

 

 Inhoudsopgave

 

Leo Samama

Bob Kommer

 

College 1

H1. Proloog

H2. De eerste jaren

H3. De kerk

 

College 2

H4. Terug naar Amsterdam, met Elisabeth

H5. Mengelberg en de eerste grote werken

 

College 3

H6. Woelige tijden, prachtige liederen

H7. En sourdine

H8. Toneelmuziek

 

College 4

H9. Vervolg op de toneelmuziek

H10. De oorlog

H11. Nalatenschap

 

Enkele citaten

Aanbevolen literatuur

Geciteerde muziekfragmenten

Colofon

Leo Samama

 

Leo Samama was als docent verbonden aan de conservatoria van Utrecht, Maastricht en Tilburg en aan de Rijksuniversiteit Utrecht, en schreef voor De Volkskrant, NRC/Handelsblad, de Haagse Post en Luister. Van 1991 was hij twee jaar gedelegeerd artistiek verantwoordelijke (namens het bestuur) bij het Koninklijk Concertgebouworkest, tot 2003 artistiek coördinator van het Residentie Orkest en van 2003 tot 2010 directeur van het Nederlands Kamerkoor.

 

Samama heeft in tal van besturen zitting genomen, en diverse ‘podia’ (mede)opgericht, zoals de Nederlandse Strijkkwartet Academie en het internationale platform voor professionele kamerkoren TENSO.

 

Als auteur schreef hij onder meer Alphons Diepenbrock, componist van het vocale (Amsterdam, AUP 2012) en Nederlandse muziek in de 20ste eeuw (Amsterdam, AUP 2006), De zin van muziek (Amsterdam, AUP 2014), Het soloconcert (AUP 2015) en Het strijkkwartet (AUP 2018).

In 2023 verscheen van hem de Engelstalige uitgave Alphons Diepenbrock. The Life, Times and Music of a Dutch Romantic Composer (London, Toccata Press, 2023)

 

De compositorische werkzaamheden van Leo Samama hebben sinds zijn eerste officiële opus in 1974/75 tot uitvoeringen in binnen- en buitenland, tal van plaat- en cd-producties en een groot aantal opdrachten geleid. Voor zijn verdiensten voor het Nederlandse muziekleven is Leo Samama in juni 2010 benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.

Bij Home Academy verschenen van hem diverse hoorcolleges: zowel over grote componisten zoals Mozart, Debussy en Wagner als ook meer thematische colleges, zoals over muziekgeschiedenis, het begrijpen van muzikale composities, over renaissancemuziek, opera en het lied. Kijk voor de volledige lijst op de website van Home Academy.

 

 

 

Opgenomen i.s.m. Bob Kommer Studio’s

Bob Kommer Studio’s, opgericht in 1952, is één van de oudste geluidsstudio’s van Nederland. Naast het verzorgen van geluid voor diverse natuur- en animatiefilms, doet Bob Kommer Studio’s al meer dan 20 jaar het 6-kanaals surround geluid van Omniversum en andere IMAX-theaters in Europa. De studio wordt ook gebruikt voor o.a. het inspreken van luisterboeken en het opnemen van hoorcolleges.

Kijk voor meer informatie op http://www.bobkommer.com

 

 

Synopsis van het hoorcollege Alphons Diepenbrock

 

College 1

 

H1. Proloog

Op 5 april 1921 overleed Alphons Diepenbrock. Al in de maanden voor zijn dood verschenen alom communiqués over zijn gezondheid en na zijn overlijden werd hij in alle nationale dagbladen gelauwerd als ’s lands belangrijkste componist, zoals in de Nieuwe Rotterdamsche Courant: “In Alphons Diepenbrock heeft Nederland zijn grootste, zijn diepst aangelegde, hoogst denkende toonkunstenaar verloren. Het goedmoedige burgerlijke dat in het werk van bijna alle Hollandse componisten – bij de een wat meer dan bij de ander – opvallend is, mist men in Diepenbrocks oeuvre geheel en al. […]”

 

H2. De eerste jaren

Diepenbrock kwam uit een gegoede Rooms-Katholieke familie, van vaderskant Duitse adel en van moeders kant verwant aan de families Alberdingk Thijm en Cuypers. Zo groeide de jonge Alphons op in de katholieke elite van Amsterdam. Hij was muzikaal, kon goed tekenen (had les van zijn oom Pierre Cuypers), en was zeer taalgevoelig. Na het Gymnasium besloot hij klassieke talen aan de universiteit te studeren, maar de muziek bleef aan hem trekken. Aan de universiteit knoopte hij vriendschappen aan met enkele belangrijke Tachtigers. Na zijn studie ging Diepenbrock naar Den Bosch om daar aan het gymnasium klassieke talen te doceren. Intussen schreef hij meerdere liederen en bestudeerde het gedachtengoed van Wagner en Nietzsche.

 

H3. De kerk

Aan de voet van de Sint Jan in Den Bosch (hij woonde aan de Grote Markt) en iets later mede door zijn vriendschap met de beeldend kunstenaar Antoon Derkinderen, componeerde Diepenbrock een aantal belangrijke Rooms-Katholieke koorwerken, zoals het Stabat mater dolorosa en de Missa in die festo. Hierin bracht hij de oude polyfonie uit de late 16e eeuw samen met de chromatiek van Wagner. Dat laatste heeft er mede toe geleid dat zijn werken niet geschikt werden geacht binnen de kaders van de Roomse liturgie uitgevoerd te worden.

 

 

College 2

 

H4. Terug naar Amsterdam, met Elisabeth

In 1891 publiceerde Diepenbrock zijn eerste bijdrage in De Nieuwe Gids met als titel ‘Over Verhulst’. En zo gebeurde het dat twee jaar later, in 1893, de redactie hem een tekst toezond van de hand van de jonge freule Elisabeth de Jong van Beek en Donk, die vlak bij Den Bosch woonde. Al spoedig werd de band hechter. Slechts een lastige drempel konden Alphons en Elisabeth pas in 1920 slechten: Elisabeth was protestants… Eventuele kinderen, vond Diepenbrock, moesten echter katholiek worden opgevoed. In 1894 nam Diepenbrock ontslag als docent en in 1895 verhuisde het paar naar Amsterdam.

 

H5. Mengelberg en de eerste grote werken

Intussen was Diepenbrocks naam als componist nog bescheiden, maar als schrijver en denker over muziek deed hij van zich spreken. Diepenbrocks terugkeer naar de hoofdstad viel min of meer samen met de aanstelling van de jonge Willem Mengelberg als chef van het orkest van het Concertgebouw. De band tussen componist en dirigent werd spoedig beslecht met een aantal bijzondere werken, waaronder het grootse Te Deum laudamus, de Hymne voor viool en piano (later georkestreerd), en drie vocale hymnes, de Abendmahlshymne ‘Wenige wissen das Geheimnis der Liebe’, de Hymne an die Nacht ‘Gehoben ist der Stein’ en de Hymne an die Nacht ‘Muss immer der Morgen wiederkommen’. Het zijn deze werken waarmee Diepenbrock spoedig zijn naam als vooraanstaand Nederlands componist vestigde. Tevens leerde hij al spoedig via Mengelberg en het orkest vooraanstaande componisten kennen als Richard Strauss, Gustav Mahler en later ook Claude Debussy. Bovendien nodigde Mengelberg menig­maal Diepenbrock uit bij zijn orkest zelf als dirigent op de bok staan, en niet louter met eigen werken.

 

 

College 3

 

H6. Woelige tijden, prachtige liederen

In 1901 verhuisde het echtpaar Diepenbrock naar de Johannes Verhulststraat direct achter het Concertgebouw. De ene uitvoering na de andere was een succes en met name met zijn zelfstandige orkestliederen (dus geen georkestreerde pianoliederen) heeft Diepenbrock direct invloed uitgeoefend op Gustav Mahler.

In de huiselijke kring gingen de zaken iets minder voorspoedig, al zorgde een gift van Elisbeths zuster, Cécile, voor enige financiële ruimte, waardoor Diepenbrock slechts halve dagen als classicus werkte om de kost te verdienen, en de rest van de dag kon componeren, studeren, schrijven. Onder zijn studenten klassieke talen bevonden zich Balthasar Verhagen (de schrijver van Marsyas) en Johanna (Jo) Jongkindt (pianiste).

Jo Jongkindt heeft overigens ook voor de nodige onrust in huize Diepenbrock gezorgd, waar in 1905 en 1907 twee dochters waren geboren, aangezien zij en Diepenbrock in de loop van enkele jaren een steeds hechtere en zelfs amoureuze band met elkaar hadden. Jo Jongkindt heeft echter ook Diepenbrock ten zeerste geïnspireerd en geldt daardoor als zijn belangrijkste muze tot in de Eerste wereldoorlog.

 

H7. En sourdine

Al voor 1900 was Diepenbrock steeds meer Franse dichters gaan bestuderen, onder wie Verlaine en Baudelaire. Met het Franse lied kwam natuurlijk ook de muziek van componisten als Fauré en Debussy onder zijn aandacht. Een van de Franse liederen van Diepenbrock is En sourdine, waarin de droom van een liefdesnacht niet alleen tot een prachtig lied heeft geleid, maar evenzeer verbonden is aan de werkelijkheid van zijn relatie met Jo Jongkindt. Elisabeth Diepenbrock moest dit met lede ogen aanzien.

 

H8. Toneelmuziek

Dat Diepenbrock zich ook met toneelmuziek heeft bezig gehouden is een natuurlijk gevolg van zijn voorkeur voor taal, als filoloog, classicus en ook als componist. Diepenbrock schreef vrijwel geen zuiver instrumentale muziek, maar des te meer liederen, koorwerken en in het verlengde daarvan dus ook toneelmuziek. Daarbij werd hij vooral geïnspireerd door de acteur, regisseur en toneeldirecteur Willem Royaards, met wie hij sinds 1892 bevriend was. Na de zetting van de Reijen uit de Gijsbrecht van Aemstel duurde het niettemin tot 1910 voordat de eerste volledige toneelmuziek op papier kwam, Marsyas, op een tekst van Balthasar Verhagen. Hoewel Diepenbrocks muziek hierin nog hier en daar aan Mahlers vroege symfonieën doet denken, heeft de orkestmuziek van Debussy toch als voornaamste voorbeeld gediend.

 

 

 

 

College 4

 

H9. Vervolg op de toneelmuziek

Na 1910 werkten Diepenbrock en Royaards samen aan nog eens drie theaterproducties, in 1912 de Gijsbrecht van Aemstel van Vondel, in 1918 de Faust van Goethe en in 1920 de Elektra van Sophocles. De productie in 1917 van De vogels van Aristophanes was bij wijze van uitzondering een opdracht van Amsterdamse scholieren. Daarbij werd veel aandacht geschonken aan de melodrama’s, dus de momenten van gesproken tekst met muziek tezamen, omdat daar het gevaar dreigt dat de muziek de stem wegdrukt of andersom. Diepenbrock heeft daarom zijn uiterste best gedaan de muziek niet ‘groter’ te maken dan zij in werkelijkheid is, namelijk muziek bij een toneelstuk, waarmee de componist het verhaal hier en daar inkleurt, vaak vooral de sfeer bepaalt en op enkele momenten als betreft het een antieke tragedie met korte koren en melo–dramatische passages woord en muziek aan elkaar verbindt.

 

H10. De oorlog

Tijdens de oorlog was Diepenbrock zich ervan bewust dat hij duidelijke standpunten moest innemen. Tegen de Pruisische militaristen, zoals hij dat zag, niet per se tegen de Duitse cultuur, maar wel zeer sterk voor de Latijns-Gallische cultuur. De eerste oorlogsjaren kon hij nauwelijks componeren en wat hij in 1915/16 wel wist te voltooien waren vooral aan de oorlog verbonden liederen, zoals het militante Landstormlied. Midden in de oorlog mocht hij bovendien eindelijk meemaken dat zijn Missa in die festo werd uitgevoerd. Dit terwijl in diezelfde tijd zijn huwelijk op barsten stond en Elisabeth een affaire had met de jonge componist en criticus Matthijs Vermeulen.

 

H11. Nalatenschap

Na de oorlog componeerde zijn laatste grote werk, de toneelmuziek bij de Elektra van Sophocles. Maar in de loop van 1920 werd hij ziek. Zijn status was zodanig dat in de herfst en vooral winter van dat jaar de situatie rond Diepenbrock door de landelijke kranten verslagen werd, zoals ook zijn vijftigste verjaardag in 1912 een gebeurtenis was, die alom tot uitgebreide artikelen over zijn werk en zijn persoon had geleid. Geen vaderlandse componist, meende men, was in staat geheel alleen een hele concertavond met zijn muziek te dragen, behalve Alphons Diepenbrock. Na zijn overlijden op 5 april 1921 werd dat beeld vastgehouden en uitgedragen. Diepenbrock heeft in de laatste tien jaar van zijn leven de weg gewezen aan Matthijs Vermeulen, Hendrik Andriessen en Willem Pijper, om slechts dit drietal te noemen. Na zijn dood groeide bovendien zijn reputatie toen alras bleek dat zijn muziek niet van het podium verdween. En dat is zo tot in onze tijd gebleven.

 

 

 

 

Enkele citaten van en over Diepenbrock

 

Diepenbrock vertelde zijn geliefde Johanna Jongkindt eind oktober 1910 over de mooie tijd dat Mei ontstond: “[…] Dat stukje uit Mei herinner ik mij heel goed. Ik weet nog hoe het klonk in het voorjaar van 1887 […] en Gorter het mij voorlas op de gele matten stoel die nu in het kamertje in Laren staat, waarop jij nog gezeten hebt laatst. Ik hoef het boek niet op te zoeken. ‘En verlangt naar ‘t mooie warme huwlijksuur’ komt erin en het eindigt ‘het is de liefde, het is de zon’. Een heerlijke zoete gewaarwording is het voor mij dat zulke dingen […] mij door jou weer zo na worden gebracht. Het zijn de mooiste herinneringen uit mijn jeugd, die zomernachten dat Gorter mij zijn gedicht bij stukken voorlas, voor mij alleen, toen niemand het nog kende en wij dan daarna naar beneden slopen. Iedereen was naar bed, en ik haalde dan uit de kelder een fles wijn en die dronken wij samen op tot de vroege morgen. Het is Gorter zijn beste tijd geweest, daarna is hij in de war geraakt. Eigenlijk, onder ons gezegd, was hij het niet helemaal zelf, maar waaide er iets van de muziek die toen nog latent in mij was op hem over.”

 

In Over Verhulst (1891) schreef Diepenbrock onder meer:

“[…] Verhulst heeft met onzen tijd geen verkeer meer. Nu kan het opgroeiende geslacht op niets meer wijzen en zeggen: dit heeft ons Verhulst gegeven. Wat hij aan zijn tijd gaf, is nu vervangen door andere en ruimere inzichten. Wie nu meetellen, noemen zich niet leerlingen van Verhulst, en wie dat doen, die tellen niet mee. Een musicus van nu kan in de verste verte niet spreken over Verhulst zooals een schilder over Jozef Israëls, of – om weer een geheel andere verhouding te noemen, maar toch een verhouding – een litterator van nu over Potgieter, Beets, Huet, Multatuli of Thijm.

Maar de muziek heeft niet deel aan den opbloei der jonge Hollandsche kunst. Eens is ook zij iets groots geweest in dit land. Maar tot nu toe is die grootheid niet herboren. Tusschen litteratuur en muziek bestaat in ons land geen verkeer. In Frankrijk is er een verhouding van de litteratuur tot het werk van Wagner, dat tot nu toe het hoogste kunnen is en de verste vlucht van het muziekverlangen. Bij ons is dat niet zoo. En omgekeerd. De verspreiders van Wagner’s werk staan buiten gemeenschap met de litteratuur en de schilderkunst van nu. De Hollandsche litteratuur, die er zoo van tijd tot tijd door ambitieuse jonge musici wordt gecomponeerd, is met een traditioneelmuzikale litteratuur-verachting gekozen. O neen, was het dat nog maar! Maar die heeren verrichten hun werk met een zeer luguberen ernst. Zij zijn wezenlijk niet de menschen er naar om in iets op Rossini te lijken. Hun ernst wordt door toonkunstenaarsvereenigingen vriendelijk aangemoedigd. Maar dit is niet het eenige. Is het mogelijk, iets anti-artistiekers te maken dan het Concertgebouw te Amsterdam? Neen werkelijk, de muziek heeft met de andere kunsten geen gemeenschap, het schijnt zelfs dat zij daar trotsch op is…

Maar Verhulst moet in zijn tijd een groot man zijn geweest. Dit wordt allerwege getuigd en daarom mag over zijn graf niet de tijd gaan zonder dat hier zijn naam is genoemd en wij ons rekenschap hebben gegeven. […]”

“[…] Hij is de slaaf geweest van zijne persoonlijke sympathieën en van het valsch begrepen classicisme van een kunstloozen tijd. Zoo begeerde hij zijn kunst te binden aan de hem geïmponeerde tradities als aan ketens. En zoo dikwijls hij niet het gewicht van zijn persoonlijkheid misbruikte om het werk van anderen te verpletteren, was het alleen om de hem dierbare tradities, die hij daar zag beleden. Zoo zijn de decadenten van Mendelssohn en Schumann voor zijn toorn gespaard gebleven, en hunne decadenten tot in den vijfden en zesden graad tot op onze dagen; en zijn beste verdienste was zeker nog die, te begrijpen dat Brahms en Rubinstein, Bruch en Hol niet met dezelfde maat mochten worden gemeten als Wagner. […]”

“[…] Welnu, het schijnt dat Verhulst, nuchter en lakonisch als een Hollandsche liberaal van het jaar ’48, tegenover de kunst der Ouden stond als een architect uit dien tijd tegenover Middeleeuwsche architectuur, dat de artist in hem niets voelde van de mystiek en de groote symbolen van het Katholicisme. Hoe had hij anders werken van zoo banale habiliteit en zoetvoeligheid kunnen schrijven als zijne Missen voor mannenstemmen? […]”

 

Bij het overlijden van Gustav Mahler in 1911 schreef Diepenbrock de volgende woorden: “Met Gustav Mahler is een zeldzaam mensch heengegaan, een man zooals men niet zou vermoeden dat er in den tegenwoordigen tijd nog kon bestaan, een verschijning zooals wij alleen uit beschrijvingen en uit boeken kenden: eensdeels de in zich zelf gekeerde, in zijne droomwereld ingesponnene toondichter, gelijk wij ons Beethoven denken in zijn latere jaren, en daar naast wederom de man van het moderne leven, de twintigst’eeuwer, de Gastdirigent, die een gedeelte van zijn tijd in bliksemtreinen doorbrengt, de alom gevreesde en geëerbiedigde Herr Hofoperndirector, de bekende Weener figuur, klein, tenger, eenigszins voorover gebogen, met zijn asketenkop, en de wonderlijk flonkerende toovenaarsoogen, maar die ook zoo plotseling felle bliksemschichten konden schieten achter de groote fonkelende brilleglazen, eene wedergeboorte van den romantiker Amadeus Hoffmann of van den kapelmeester Kreisler.

Neen, het was niet te vermoeden in een tijd die van niets anders ‘droomt’ dan van hygiëne, sport en ‘organisatie’, dat er een man als Mahler bestaan kon, een dusdanig ‘daemonische’ mensch, een mensch dermate beheerscht door wat de oude Grieken den daimoon noemden: de goddelijke kracht in zijn binnenste, het gestadig brandende vuur der allerfelste geestdrift, eener gloeiende, ja fanatische ‘Begeisterung’, die al zijne handelingen en uitingen karakteriseerde, een man bezield met een psychische energie van ongeloofelijke spankracht gepaard aan de waakzaamheid van het scherpste en koelste intellect, niet enkel een groot kunstenaar in den zin van een voortreffelijk techniker, maar een ‘dichter’ in de ruimste en edelste beteekenis, de moedigste, waarachtigste mensch, met de ziel van een kind en een hart vol van alles omvattende liefde. […]”

 

In De Telegraaf van 5 april 1921 stond in een In Memoriam van Constant van Wessem de volgende loftuiting: “Diepenbrock heeft met even grote geestdrift en de liefde naar zijn literair-esthetische geaardheid aan de opbloei van ons letterkundig leven deelgenomen (‘bentgenoot’ van de eerste Nieuwe Gidsers Kloos, Van Deyssel, Herman Gorter), als hij zich muzikaal bij de baanbrekers op muziekgebied aansloot, achtereenvolgens voorvechter van Wagner, bewonderaar van Mahler, minnaar van Debussy en de 18e-eeuwse Italianen. En hij uitte ten slotte zijn veelzijdigheid als filoloog en musicus, door de invloeden, die zich in hem verenigden, om te scheppen tot een eigen persoonlijke stijl, in dienst van het ideaal: de wedergeboorte van een nationaal-Nederlandse kunst waarbij hem de tijd van de Gouden Eeuw voor ogen stond, toen de Nederlandse geest groot was en zij apotheose had in Vondel en Rembrandt.”

 

 

 

 

 

 

Aanbevolen literatuur

 

Braas, Ton, Door het geweld van zijn verlangen. Een biografie van Matthijs Vermeulen (Amsterdam 1997)

 

Diepenbrock, Alphons, Ommegangen. Verzamelde opstellen en geschriften (Amsterdam [1922])

 

Diepenbrock, Alphons, Verzamelde Geschriften, Eduard Reeser en Thea Vermeulen ed. (Utrecht 1950)

 

Diepenbrock, Alphons, Brieven en Documenten, Eduard Reeser ed., I – X (Amsterdam 1962-1998)

 

Dresden, Sem, Het muziekleven in Nederland sinds 1880. De componisten (Amsterdam 1923)

 

Giskes, Johan (red.), Mahler in Amsterdam. Van Mengelberg tot Chailly (Bussum 1995)

 

Leynse, Elisabeth, Cécile en Elsa, strijdbare freules. Een biografie (Amsterdam, 2015)

 

Paap, Wouter, Alphons Diepenbrock. Een componist in de cultuur van zijn tijd (Haarlem 1980)

Reeser, Eduard, Muzikale Handschriften van Alphons Diepenbrock (Amsterdam, 1933)

 

Reeser, Eduard, De componist Alphons Diepenbrock (Den Haag z.j. [1935])

 

Reeser, Eduard, Een eeuw Nederlandse muziek 1815-1915 (Amsterdam 1950, 1986 tweede druk)

 

Royen, Hein van, A.A. Annegarn, M. Flothuis, eds. Historie en kroniek van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest 1888 – 1988 (Zutphen 1988)

 

Samama, Leo, Voorspel tot een nieuwe dag. Zeventig jaar Nederlandse muziek 1915-1985 (Amsterdam 1986, 2006 tweede druk: Nederlandse muziek in de 20ste eeuw)

 

Samama, Leo, Alphons Diepenbrock, componist van het vocale (Amsterdam, Amsterdam University Press, 2012, 20132)

 

Samama, Leo, Alphons Diepenbrock. The Life, Times and Music of a Dutch Romantic Composer (London, Toccata Press, 2023)

 

Staverman, Désirée, De Toneelmuziek van Alphons Diepenbrock. Concept, compositie, uitvoering (dissertatie, Utrecht 2006)

 

Vermeulen, Matthijs, Klankbord (Amsterdam z.d. [1929])

 

Winkels, Peter J.A. en anderen, Ten tijde van de Tachtigers. Rondom De Nieuwe Gids 1880-1895 (’s-Gravenhage 1985)

 

Zwart, Frits, Willem Mengelberg. (1871-1951). Een biografie 1871-1920 (Amsterdam 1999)

 

 

Oeuvre (selectie) – de nummering is van Eduard Reeser

 

RC 1                 Blauw, blauw bloemelijn (Antheunis) voor zangstem en piano (1880)

RC 2                 Academische feestmarsch voor harmonieorkest (1882)

RC 4                 De klare dag (Van Eeden) voor tenor en piano (1884)

RC 6                 Der Fischer (Goethe) voor tenor en piano (1884)

RC 7                 Dämmerung (Goethe) voor gemengd koor a cappella (1884)

RC 8                 Dämmernd liegt der Sommerabend (Heine) voor sopraan en piano (1884)

RC 12              Mignon (Goethe) voor alt en piano (1884), in 1907 georkestreerd

RC 13              Avondzang (Perk) voor tenor en piano (1885), in 1903 georkestreerd

RC 16              Der König in Thule (Goethe) voor alt en piano (1886), in 1907 georkestreerd

RC 22              Stabat mater dolorosa (Jacopone da Todi?) voor mannenkoor a cappella (1888), tevens voor gemengd koor (1892)

RC 24              Jesu dulcis memoria (Bernardus van Clairvaux) voor bariton en orgel of piano (1889)

RC 25              Es war ein alter König (Heine) voor bariton en piano (1890)

RC 27              Missa in die festo voor tenor solo, dubbel mannenkoor en orgel (1890-91; rev. 1892-94), Kyrie en Gloria in 1913 georkestreerd

RC 28              Rey van burchtsaeten (Vondel) voor gemengd koor a cappella (1892)

RC 29              Canticum ‘O Jesu, ego amo te’ (Franciscus Xaverius) voor sopraan en orgel of piano (1893)

RC 30              Rey van clarissen (Vondel) voor vrouwenkoor en orkest (1893; rev. 1896)

RC 31              Rey van Amsterdamsche maegden (Vondel) voor vrouwenkoor en orkest (1893; rev. 1896)

RC 33              Rey van edelingen (Vondel) voor gemengd koor en orkest (1895)

RC 35              Stabat mater speciosa (Jacopone da Todi?) voor gemengd koor a cappella (1896)

RC 38              Chanson d’automne (Verlaine) voor vocaal kwartet (1897)

RC 39              Te Deum laudamus (Ambrosius van Milaan) voor solistenkwartet, dubbel gemengd koor en orkest (1897)

RC 40              Écoutez la chanson bien douce (Verlaine) voor sopraan en piano (1898), in 1907 georkestreerd

RC 41              Ik ben in eenzaamheid niet meer alleen (Van Deyssel) voor sopraan of tenor en piano (1898), in 1906 georkestreerd

RC 42              Lied der Spinnerin (Brentano) voor sopraan en piano (1898), in 1906 georkestreerd

RC 43              Clair de lune (Verlaine) voor sopraan en piano (1898), in 1907 georkestreerd

RC 44              Hymne voor viool en piano (1898), orkestratie in 1905

RC 47              Abendmahlshymne ‘Wenige wissen das Geheimnis der Liebe’ (Novalis) voor sopraan en orgel (1898), in 1902 georkestreerd

RC 49              Hymne an die Nacht ‘Gehoben ist der Stein’ (Novalis) voor sopraan en orkest (1899)

RC 50              Hymne an die Nacht ‘Muss immer der Morgen wiederkommen’ (Novalis) voor alt en orkest (1899)

RC 56              Den uil (anoniem) voor vocaal kwartet (1902)

RC 61              Ballade (Daniélou) voor bariton of mezzosopraan en piano (1903)

RC 64              Vondel’s vaart naar Agrippine (Alberdingk Thijm) voor bariton en orkest (1902-03)

RC 67              Im grossen Schweigen (Nietzsche) voor bariton en orkest (1905-06)

RC 70              Hymne aan Rembrandt (Van Moerkerken) voor sopraan, vrouwenkoor en orkest (1906)

RC 74              Veni Creator Spiritus (Hrabanus Maurus) voor mannenkoor a cappella (1906)

RC 79              Recueillement (Baudelaire) voor alt en piano (1907), zelfde jaar georkestreerd

RC 90              Der Abend (Brentano) voor sopraan en piano (1908), hetzelfde jaar georkestreerd

RC 91              Celebrität (Goethe) voor bariton en piano (1908)

RC 97              Puisque l’aube grandit (Verlaine) voor mezzosopraan/bariton en piano (1909), in 1916 georkestreerd

RC 99              Mandoline (Verlaine) voor mezzosopraan en piano (1909)

RC 101            Toneelmuziek bij Marsyas, of De betooverde bron (Verhagen) voor spreekstemmen en orkest (1909-10)

RC 104            En sourdine (Verlaine) voor mezzosopraan en piano (1910)

RC 106            Die Nacht (Hölderlin) voor alt of mezzosopraan en orkest (1910-11)

RC 108            Toneelmuziek bij Gijsbrecht van Aemstel (Vondel) voor spreekstemmen, gemengd koor en orkest (1912), zie ook RC 28, 30, 31 en 33

RC 111            Berceuse (Van Lerberghe) voor mezzosopraan, cello en piano (1912), in 1918 georkestreerd

RC 117            L’invitation au voyage (Baudelaire) voor bariton/mezzosopraan en piano (1913)

RC 118            Lydische nacht (Verhagen) voor bariton/declamator en orkest (1913)

RC 120            Simeon’s lofzang (Vondel) voor zangstem en piano (1914), voor de Gijsbrecht

RC 121            Avondschemer voor piano (1915)

RC 122            Les poilus de l’Argonne (Rameau) voor zangstem en piano (1915)

RC 123            Landstormlied (Verhagen) voor zangstem en piano (1915)

RC 126            orkestratie van Claude Debussy, Berceuse héroïque (1916)

RC 127            Zegeklanken voor carillon (1916)

RC 129            Beiaard (Vada) voor zangstem en piano (1916)

RC 131            Belges, debout! (De Puymaly) voor zangstem en piano (1916)

RC 132            Incantation (Gide) voor mezzosopraan en piano (1916)

RC 135            Le vin de la Revanche (De Puymaly) voor zangstem en piano (1916)

RC 138            Come raggio di sol (Metastasio?) voor sopraan en piano (1917), tevens voor blaaskwintet

RC 140            Toneelmuziek bij De vogels van Aristophanes (vertaling Deknatel) voor spreekstemmen, tenor en orkest (1917)

RC 141            Toneelmuziek bij Faust van Goethe (vertaling Adama van Scheltema) voor spreekstemmen, vocale solisten, gemengd koor en orkest (1918)

RC 146            Toneelmuziek bij Elektra van Sophocles (vertaling Boutens) voor spreekstemmen en orkest (1919-20)

 

 

Gebruikte muziekfragmenten

 

College 1

Diepenbrock – Toneelmuziek bij Elektra, Bamberg Symphony o.l.v. Anthony Hermus, CPO

Diepenbrock, De klare dag, Christoph Prégardien, tenor, Rudolf Jansen, piano, Brilliant Classics

Diepenbrock – Mignon, Jard van Nes, mezzo, Rudolf Jansen, piano, Donemus Composers’ Voice

Palestrina – Stabat mater dolorosa, The Sixteen o.l.v. Harry Christophers, Coro

Diepenbrock – Stabat mater dolorosa, Nederlands Kamerkoor o.l.v. Klaas Stok, Etcetera

Diepenbrock – Missa in die festo (Kyrie), Missa-Mannenkoor, Robbert Overpelt, Bernard Bartelink o.l.v. Marc Versteeg, opname 1996

 

College 2

Diepenbrock – Es war ein alter König, Robert Holl, Rudolf Jansen, Brilliant Classics

Diepenbrock – Jesu Dulcis Memoria, Robbert Overpelt, Bernard Bartelink, opname 1996

Diepenbrock – Te Deum laudamus, Groot Omroepkoor, Radio Philharmonisch Orkest o.l.v. Kenneth Montgomery (radio-opname)

Diepenbrock – Hymne an die Nacht: ‘Gehoben ist der Stein’, Arleen Auger, Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly, Donemus Composer’s Voice

Diepenbrock – Hymne an die Nacht, ‘Muss immer…’, Linda Finnie, Residentie Orkest o.l.v. Hans Vonk, Chandos

 

College 3

Diepenbrock – Im grossen Schweigen, Hakon Hagegard, Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly, Decca

Fauré – Clair de lune, Véronique Gens, Roger Vignoles, Warner Classics

Debussy – Clair de lune (tweede versie), Nathalie Dessay, Philippe Cassard, Warner Classsics

Diepenbrock – Clair de lune (zang/piano), Roberta Alexander, Rudolf Jansen, Brilliant Classics

Diepenbrock – Clair de lune (orkestversie), Renée Defraiteur, Radio Symfonie Orkest, Maurits van den Berg, Etcetera

Diepenbrock – En sourdine, Jard van Nes, Rudolf Jansen, Brilliant Classics

Debussy – En sourdine, Véronique Gens, Roger Vignoles, Warner Classics

Diepenbrock – Marsyas: Vagabondages a travers les forets, Anthony Hermus, Bamberg Symphony, CPO

Diepenbrock – Marsyas: Nuit d’été, Bamberg Symphony o.l.v. Anthony Hermus, CPO

 

 

College 4

Diepenbrock – Gijsbrecht van Aemstel, Sigrid Koetse, Radio Symfonieorkest o.l.v. Ed Spanjaard

Diepenbrock – Die Nacht, Linda Finnie, Residentie Orkest o.l.v. Hans Vonk, Chandos

Diepenbrock – Ouverture De vogels, Bamberg Symphony o.l.v. Anthony Hermus, CPO

Diepenbrock – Landstormlied, Irene Maessen, Marta Liebana Martinez, opname 22 oktober 2014, Posthoornkerk

Diepenbrock – Missa in die festo (Kyrie), Missa-Mannenkoor, Robbert Overpelt, Bernard Bartelink o.l.v. Marc Versteeg, opname 1996

Diepenbrock – Elektra (begin met gesproken tekst), Wim Berger, Sweelinck-Orkest o.l.v. Henri Arends, opname 1962

Diepenbrock – Elektra, Bamberg Symphony o.l.v. Anthony Hermus, CPO

 

 

 

Colofon

 

Home Academy geeft hoorcolleges uit voor thuis en onderweg. Direct te downloaden of onbeperkt te streamen in de Home Academy Club. Interessante onderwerpen, van geschiedenis tot natuurwetenschappen, voorgedragen door boeiende sprekers. Zo kan je kennis opdoen in de auto, in de trein, op de fiets of thuis op de bank. Download de Home Academy app voor het beluisteren van onze hoorcolleges op een mobiel of tablet.

 

Kijk verder op www.home-academy.nl

 

Uitgave                                Home Academy Publishers

Middelblok 81

2831 BK Gouderak

Tel: 0182 – 370001

E-mail: info@home-academy.nl

 

Opname                              Bob Kommer (Den Haag, juni 2023)

Stem Inleiding                   F.C. van Nispen tot Sevenaer

Muziek Intro                      Cok Verweij

Mastering                           Frits de Bruijn

Vormgeving                       Floor Plikaar

 

© Hoorcollege Copyright 2024 Home Academy Publishers B.V.

ISBN 978 90 8530 266 7

NUR 661, 77, 78

 

Alle rechten voorbehouden. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, uitgeleend, verhuurd, uitgezonden, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door (foto)kopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaand schriftelijk toestemming van de uitgever.